In het begin van de negentiende eeuw werd het mogelijk om papier aan banen te bedrukken door middel van draaiende walsen. Het met de hand bedrukken van behang, met vlakke houten blokken, kreeg zo een machinale tegenhanger, die echter zonder handwerk niet kan worden toegepast.

Het is de graveur die met de hand de walsen maakt, door op een ronde ondergrond van perehout, met koper in allerlei vormen een patroon aan te brengen, nauwkeurig gelijk aan dat van de tekening die hem daarbij tot voorbeeld strekt.

Gaat het om een dessin in meer dan een kleur, dan vraagt elke kleur zijn eigen wals.

Eerst maakt hij met een beitel groeven in het hout, dan wordt het koper ingeslagen, zodanig dat een halve centimeter buiten blijft.

Oneffenheden slijpt hij weg, totdat een zuiver ronde vorm verkregen is en voor dessins met grote vlakken vult hij de tussenruimten van het koperen patroon met drukvilt op.